Ik, Pontius Pilatus

Ik Pontius Pilatus

Duccio di Buoninsegna - Pilatus wast zijn handen (detail)



Luister: mijn naam is Pontius Pilatus. Ik wil dat je mijn naam goed schrijft: Pon-ti-us Pi-la-tus.
Als je over mij gaat schrijven moet alles wel kloppen want wat eenmaal geschreven is - staat voor de eeuwigheid vast. En ik wil meteen aan het begin van dit gesprek gezegd hebben dat ik nergens spijt van heb!

Ik ben een belangrijk man! Mijn familieleden zijn al jaren belangrijke burgers van het Romeinse Rijk, we horen bij de adel en we mogen ons ridder noemen.
Wist je dat ik keizer Tiberius persoonlijk ken?!

Ik vind het goed dat je mijn levensverhaal wil opschrijven voor het nageslacht. Nu ik hier in mijn villa in Gallië kan uitrusten van mijn harde werk voor keizer Tiberius is het een goed moment om terug te kijken en de dingen die ik heb meegemaakt vast te laten leggen.

Dankzij mijn krachtige maatregelen is het jaren rustig geweest in Judea. Mijn bestuur was veel beter dan dat van mijn voorganger Valerius en mijn opvolger Marcellus. Veel collega’s hadden geen zin in Judea - veel te ver weg van Rome en altijd onrustig.
Maar ik wist wat de inwoners van Judea nodig hadden: een krachtige gouverneur, iemand die de orde kan handhaven met alle middelen! En voor orde heb ik gezorgd!
Sommigen vonden dat ik te ver ging. Ze vonden dat ik bij het neerslaan van de opstand in Samaria te veel geweld heb gebruikt. Daarom hebben ze me gedwongen om te vertrekken. “Vervroegd met pensioen” noemen ze dat.
Nou ik heb nergens spijt van! Mijn tijd als gouverneur van Judea was het beste wat me is overkomen en het was het beste wat Judea ooit is overkomen.

Ik vraag me af wat ik je nog zou kunnen vertellen. In de archieven in Rome staat alles wat je zou willen weten over mijn werk en mijn tijd in Judea.
Maar - ik kan me voorstellen dat je mijn persoonlijke gedachten over die tijd ook zou willen opschrijven.


Of ik echt nergens spijt van heb?
Spijt……
Ja, misschien toch wel…..
Er is toch wel iets…..

Op een dag werd een man binnengebracht die gearresteerd was.
Het was een onbelangrijke man maar hij was beschuldigd van hoogverraad. Een opstandeling zoals je die wel vaker tegenkwam in Judea. Het is nu eenmaal een onrustige provincie die een sterke leider  nodig heeft.
Die man is veroordeeld tot de dood door kruisiging - zo doen we dat met opstandelingen! Als gouverneur had ik natuurlijk het laatste woord over iedere veroordeling, ook die van hem.
Hij werd bij mij gebracht.

Wie hij was? Een onbelangrijke man. Ene Jezus. Een jood met een grote mond. Hij trok veel mensen met zijn gepraat over een betere wereld. Alsof wij, de Romeinen, niet de beste wereld hadden gemaakt!
Duizenden kwamen naar hem luisteren, wij waren zelfs bang voor een opstand.

Ik zei tegen die Jezus: “er zijn zware beschuldigingen tegen je ingebracht, over hoogverraad. Wil je mijn macht en bestuur overnemen? Denk je dat je een betere gouverneur zou zijn dan ik, Pontius Pilatus?”

Maar hij zei: “Ik ben niet geïnteresseerd in uw soort macht. Ik moet de waarheid bekendmaken. Daarvoor ben ik geboren en daarvoor ben ik naar de wereld gekomen. Iedereen die aan de kant van de waarheid staat, luistert naar mijn woorden.”

Dat was natuurlijk een ongewone uitspraak van iemand die ik tot de dood kon veroordelen of zelfs kon vrijlaten.
Ik maakte hem duidelijk dat het aan mij was om te bepalen wat de waarheid is.
Ik, Pontius Pilatus, had alle macht in Judea. Dat is mijn waarheid! En deze Jezus was onbelangrijk.
Maar Jezus straalde uit dat mijn waarheid niet belangrijk is. Ik liet hem natuurlijk geselen, zo doen we dat als iemand niet buigt voor onze macht.
Hij stond kort daarna tegenover mij en keek op mij neer en zei: “U hebt geen macht over mij, behalve de macht die God aan u gegeven heeft.”
Ik wilde hem niet laten ombrengen maar Jezus heeft zichzelf niet verdedigd.

Ik wilde hem vrijlaten maar de leiders van Judea zeiden dat ze dan tegen de keizer zouden zeggen dat ik een opstandeling de hand boven het hoofd had gehouden. Ik moest toen wel.
Ik wilde hem redden maar eigenlijk heeft Jezus mij gered door zijn dood.


Toen heb ik hem meegegeven aan de soldaten om hem diezelfde dag te kruisigen.

Er is veel meer gebeurd die dag. Teveel om op te noemen. Voordat ik ‘s avond ging slapen zag ik dat ik bloed aan mijn handen had.
Dat moet zijn bloed zijn geweest. Terwijl ik toch echt eerder die dag na mijn ontmoeting met Jezus mijn handen had gewassen.
Ik voelde mij vies en schuldig en dat gevoel ben ik nooit kwijt geraakt. Ik heb altijd het gevoel dat ik bloed aan mijn handen heb.

Ja, ik heb spijt.
Niet omdat hij een onschuldige man was, dat was hij. Maar dat mensen onschuldig zijn heeft mij nooit tegengehouden om ze om te brengen als dat nodig was om Rome te beschermen.

Maar Jezus was meer dan een gewone man.
Hij had macht - een andere macht dan Rome of de keizer. Hij was weerloos maar tegelijk had hij alles in zijn macht. Dat heb ik ervaren toen ik tegenover hem stond en hij op mij neerkeek.
Ik moet nu leven met wat ik gedaan heb.
Hoe vaak ik ook iedere dag mijn handen was …. het helpt niet.

Het lijkt me beter dat je nu gaat. Je hebt voldoende informatie, denk ik.